DE PIJL LIGT VERDER
Uitdrukkingen en gezegden getoetst aan het Woord DS. H. HOFMAN DE PIJL LIGT VERDER DEN HERTOG - HOUTEN
© 2023 Den Hertog B.V. Houten ISBN 978 90 331 3254 4 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Inhoud Woord vooraf 7 Inleiding 10 DEEL I 1. Teksten lezen in hun verband 14 2. Bekende uitdrukkingen en Gods Woord 20 3. Het krijgen van woorden of teksten 26 4. Enkele voorbeelden uit de praktijk 32 5. Spreek naar het hart van Jeruzalem 37 6. Zo Hij vertoeft, verbeid Hem... 41 7. Een oprechte zaak met een verkeerde tekst 45 8. Als een tekst verkeerd wordt toegepast... 50 DEEL II 9. De pijl ligt verder 58 10. De kandelaar van Gods Woord 62 11. Honing aan de roede 67 12. De beste papieren 71 13. Koop de waarheid en verkoop ze niet 76 14. Een Jezus van vijf letters 81 15. Een gestolen Jezus 84
16. De brug is opgehaald 88 17. Een rover van de hel 92 18. Gods keurlingen 97 19. Van verre staanden 101 20. Overzomeren en overwinteren 106 21. Uit sterven nieuw leven geboren worden 111 22. Je bekering kwijtraken 116 23. Niet alleen bij brood leven 122 Geraadpleegde literatuur 127
7 Woord vooraf Door de jaren heen is er binnen de gereformeerde gezindte aan de overzijde van de oceaan veel vanuit het Nederlands in het Engels vertaald. Door middel van vertalingen werden ook vaak uitdrukkingen en gezegden meevertaald – of moet ik zeggen: meegezogen? In het laatste geval wilde een en ander nogal eens verwrongen uit de vertaaltrommel komen. Het ligt voor de hand dat veel Engelstalige lezers dan vaak niet meer begrepen wat er bedoeld werd. Andersom gebeurt dat natuurlijk ook. Van mijn opleiding aan de Theologische School in Grand Rapids herinner ikmij nog goed dat ik voor het vak exegese een lijst Bijbelteksten moest doornemen die vaak verkeerd worden uitgelegd of toegepast. Uiteraard vielen hier ook uitdrukkingen onder die onder ons nogal eens worden gebruikt. In De Saambinder is daar door de jaren heen ook uitvoerig aandacht aan besteed. Aangezien exegese mij altijd heeft geboeid, ben ik er in de loop van de tijd op gaan letten hoe vaak dit voorkomt, en ook hoe divers en uiteenlopend de richting van de uitleg van één tekst kan gaan. Dit geldt ook voor uitdrukkingen en gezegden gerelateerd aan teksten uit de Bijbel.
8 Graag wil ik vooropstellen dat ik gehecht ben aan de traditie en cultuur waarin in ben opgevoed en grootgebracht. Als ik mij niet vergis, ontwaar ik zowel hier als in Nederland een cultuur in onze kringen waar alles wat tot het verleden behoort, onder de kritische loep en vervolgens op de vernietigende schop wordt gelegd. Algauw worden uitdrukkingen verwezen naar iets wat oubollig zou zijn, of erger nog. Het gevolg is in ieder geval dat er veel verloren dreigt te gaan wat toch een bepaalde waarde heeft. Een ernstiger gevolg is dat mét de teloorgang van – ik noem het maar ‘oud goud’ – er meer verloren dreigt te gaan. Niet alleen de vorm, maar ook het wezen. De lezer mag het voor zichzelf beoordelen. Toen mij door de redactie van ‘The Banner of Truth’ werd verzocht een rubriek over deze materie voor mijn rekening te nemen, bleek dit spoedig in een behoefte te voorzien, gezien de vele vragen en reacties die ik door de jaren heen ontving. Wat eerst dus in het Engels is geschreven is nu óf terugvertaald, uitgebreid, nieuw geschreven, óf waar nodig herschreven en gereedgemaakt voor Nederlandse lezers. De lezer bedenke dus dat sommige dingen herkenning kunnen oproepen vanuit het Nederlands, terwijl andere dingen opkomen vanuit het Engels. Een soort boemerangeffect dus... Mijn hartelijke dank gaat uit naar de bekwame en sympathieke begeleiding van de heer J. Versloot van uitgeverij Den Hertog. Zonder zijn hulp zou de uitgave, zoals die nu tot stand is gekomen, er niet zijn geweest.
9 De apostel Paulus schrijft in 1 Korinthe 13:9: ‘Want wij kennen ten dele en wij profeteren ten dele.’ Het lere ons maar bescheiden te zijn met al onze kennis, omdat het alles in dit leven maar als een klein deel is vergeleken met wat er in de hemel zal geopenbaard worden. Grand Rapids, najaar 2023 Ds. H. Hofman
10 Inleiding Al schrijvend zijn er eigenlijk twee onderwerpen ontstaan die aan de orde komen en die hier en daar elkaar overlappen. Zoals de ondertitel laat zien, worden zowel Bijbelteksten als uitdrukkingen en gezegden aan het Woord getoetst. Het doet in onze verwarrende tijd weldadig aan als je mensen spreekt die thuis zijn in de Schrift. Mensen die – vooral ook als het gaat over het innerlijke – de taal van de Schrift spreken. Dat betekent maar niet een waterval of aaneenrijging van Bijbelteksten opsommen, te pas of te onpas, maar zoals gezegd: thuis in de Schrift zijn en de taal van Schrift spreken. En daar is tegelijkertijd de overlap. Want net zoals een preek op zondag geen reeks Bijbelteksten is maar verkondiging van het Woord, zo is het ook met het spreken over wat de Heilige Geest doet en werkt in het hart. Dat moet verwoord worden. Het doel van dit boek is aandacht te geven aan een tere zaak. Hoe ga ik om met de Schrift? Toets ik alles wat ik zeg aan het Woord van God? Het is, denk ik, iets waar elke ambtsdrager mee te maken krijgt in het pastoraat. Tijdens huisbezoek, het persoonlijk gesprek of wanneer dan ook.
11 Als over het innerlijk gesproken wordt, ontkomt niemand aan dingen die in het bestek van deze uitgave besproken worden. Hoe vaak worden er geen vragen gesteld als: ‘Is dit van de Heere, of was dit van mezelf?’ ‘Hoe weet ik dát het van de Heere was en niet van mezelf?’ Misschien klinkt het antwoord wel even zo vaak als de vraag gesteld wordt: ‘Vraag maar veel om de leiding van Gods Geest’, of: ‘Daar moet je dan maar veel om bidden’, of iets dergelijks. Maar hoe weet je of iets van Gods Geest is? En wat, als iets wat zeker geloofd wordt, toch niet gebeurt? Wat ontzaglijk veel strijd en vragen liggen er op dit terrein. Tegelijkertijd vraagt ook de verwoording van deze zaken aandacht. Eerlijk schrijft de Bijbel over de bedrieglijkheid van ons hart: ‘Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja, dodelijk is het; wie zal het kennen?’ (Jer. 17:9). In dat licht komt zowel de ambtsdrager als de vragensteller vaak voor óf clichés óf onmogelijkheden te staan. Ik hoop dat dit boek antwoorden dan wel richting mag geven in een bijbels denken over het spreken van God. De lezer ontmoet in dit boek geen wetenschappelijk of doorwrocht theologisch betoog. Achter in deze uitgave worden enkele bronnen vermeld, waarin de lezer zich verder kan verdiepen. Zelf heb ik geprobeerd, mede vanuit deze literatuur, enkele aspecten te vertalen naar de praktijk van het ambtelijk en het geestelijk leven. Zielszorg vindt plaats vanaf de preekstoel, maar ook in de persoonlijke gesprekken én de getrouwe omgang met het Woord, door de werking van de Heilige Geest. Ik ben ervan bewust dat de zaken die worden aangestipt
12 geenszins volledig zijn uitgediept. Het gaat slechts om een handreiking in het denken over een teer onderwerp. Ik heb gekozen voor een beeldende beschrijving van de problematiek, met voorbeelden uit de praktijk ter illustratie.
DEEL I
14 – 1 – Teksten lezen in hun verband Als we uitdrukkingen en gezegden willen toetsen aan het Woord, dan zal duidelijk zijn dat er minimaal een lijn behoort te lopen naar de Schrift. Met die lijn bedoelen we niet een letterlijk citaat per se, maar wel een verwijzing die ons naar de tekst brengt. Is dit niet het geval, danmoetenwe uiterst voorzichtig zijn in het hanteren van zo’n uitdrukking of gezegde. We zouden het ook zo kunnen formuleren: in elke uitdrukking of gezegde behoren we een stukje ‘Logos’ (Woord) tegen te komen, hetzij in woord, geest of gedachte. Als dit ontbreekt, ontstaat er het gevaar van spraakverwarring én begripsverwarring. Een lijn naar de Schrift In dit boek is dus ook aandacht voor uitdrukkingen die niet direct in de Schrift terug te vinden zijn, maar waar er wel een lijn loopt naar de geest van de Schrift. Bepaalde uitdrukkingen kunnen immers ‘ontleend’ zijn aan de Schrift. Het is ook mogelijk dat een gezegde niet letter-
15 lijk de Schrift citeert, maar iets aangeeft waar de Bijbel wel degelijk voorbeelden van geeft. Denk aan uitdrukkingen als: ‘de brug opgehaald’, ‘Gods keurlingen’ of ‘een rover van de hel’. We komen hier verderop in het boek nog op terug. Als er dus in een uitdrukking geen lijn loopt naar de Schrift, of als er geen voorbeelden van te vinden zijn in Gods Woord, kan men mijns inziens die uitdrukking beter achterwege laten. Of in ieder geval deze niet gebruiken om iets wat geestelijk is te illustreren. Een sprekend voorbeeld hiervan zou kunnen zijn de uitdrukking dat een geopenbaarde Christus nog geen toegepaste Christus is. Het is waar dat de Schrift spreekt van Christus die Zich openbaart. En dat Hij toegepast moet worden door het werk van de Heilige Geest, is overduidelijk. Maar dat het ene gebeurt zonder het andere, dat openbaring en toepassing los van elkaar staan, dat is onschriftuurlijk. Dan gaat zo’n uitdrukking een onschriftuurlijk leven leiden en dat kan tot onnodige verwarring leiden in het leven van Gods kinderen. Boodschap van de tekst Wat op de preek van toepassing is, dat is mijns inziens ook van toepassing op het gebruik van uitdrukkingen en gezegden: die moeten Schriftgebonden zijn. Gebonden aan de Schrift mag de boodschap van de tekst tot boodschap gemaakt worden. Een Bijbeltekst op zich is namelijk nog niet een gehouden preek. Daar komt méér voor kijken. De tekst moet immers verklaard en toegepast worden. Daarin is een boodschap voor ieder. En de preek is niet maar een
16 aaneenrijging van Bijbelteksten. De boodschap moet naar voren komen. In zijn boek De dienst der prediking onderscheidt dr. K. Dijk de prediking in haar praktijk vierledig: de preek in haar voorbereiding, haar architectuur, haar inhoud en vorm, en ten slotte op de preekstoel. Welnu, als we dit werkelijk serieus nemen, komt daar in de praktijk wel het een en ander voor kijken. Het geeft gelijk al aan dat de pijl verder ligt... Een tekst in zijn verband Het is een van de basisregels in de homiletiek: lees de tekst in het verband van (of naar de regel van) geheel de Schrift, het verband van het Bijbelboek en van het hoofdstuk én niet buiten de analogie (regel) van het geloof om. Het valt te betwijfelen of dat zowel in de prediking als in het gebruik van uitdrukkingen en gezegden altijd gebeurt. Voordat we iets zeggen over het belang van het verband waarin een tekst staat, is het goed om eerst te weten wat een tekst uit de Bijbel eigenlijk is. Hier schrijft dr. T. Hoekstra in zijn Gereformeerde Homiletiek kernachtig over. Een citaat uit het hoofdstuk dat handelt over het wezen van de tekst ter verduidelijking: ‘De tekst is een samenhangend geheel, een gedachtencomplex dat een eenheid vormt, waarvan het ene deel met het andere is samengeweven.’ In de bediening van het Woord behoort de hoofdgedachte van een of meer Bijbelteksten dus het onderwerp van de preek te zijn. Derhalve mag er tussen het onderwerp van de preek en de tekst waarover gepreekt wordt geen tegenstelling zijn. Met andere woorden: de preek hangt af van wat de tekst zegt, en niet andersom! De tekst is dus niet een
17 soort kapstok waaraan de preek wordt opgehangen. Het komt mij voor dat dit ook van toepassing moet zijn op uitdrukkingen en gezegden.Hiermee is niet gesteld dat een Bijbeltekst en een uitdrukking of gezegde op eenzelfde lijn staan. Integendeel, een Bijbeltekst is het door de Heilige Geest geïnspireerde Woord van God, en een uitdrukking of gezegde is dat beslist niet. Toch denk ik dat wat van toepassing is op een tekst, ook gehanteerd mag en moet worden in hoe wij spreken over geestelijke zaken. Wij mogen met onze vindingrijkheid en retoriek het Woord van God nooit naar onze hand zetten. Of elke tekst van de Bijbel zich dan voor een preek leent, laten we nu rusten. Het zal echter duidelijk zijn dat de boodschap van de tekst in ieder geval het onderwerp van de preek moet zijn. Los van het verband In het kader van dit hoofdstuk is ook datgene van belang wat Hoekstra ‘afkeurenswaardig’ noemt, namelijk ‘een woord der Heilige Schrift tot tekst te nemen, hetwelk op zichzelf, los van het verband, een onwaarheid is’. De voorbeelden die hij dan noemt, spreken voor zichzelf: Genesis 3:5. Daar lezen we: ‘Gij zult als God wezen’. Of Psalm 14:1: ‘Er is geen God.’ Ook is het ‘ontoelaatbaar’ om bij de ingebruikname van een nieuw kerkorgel te preken over Job 21:12b: ‘Zij verblijden zich op het geluid des orgels.’ Waarom kan dat niet? Omdat Job dit zegt van de goddelozen, die tot God zeggen: ‘Wijk van ons, want aan de kennis Uwer wegen hebben wij geen lust’ (vs. 14). Een tekst mag dus niet een soort duikplank worden, om er vervolgens van af te springen in diepten van eigen gedach-
18 ten of voorstellingen. Zo is het ook met uitdrukkingen en gezegden. Dr. Dijk gaat in bovengenoemd boek dieper in op een achttal andere verbanden, niet zozeer vanuit hermeneutisch, maar wel vanuit praktisch oogpunt. Mijns inziens zijn het aandachtspunten die van belang zijn voor een begripsbepaling in de zaken die in ons boek aan de orde komen. Dijk spreekt over het verband met de exegese van de Schrift, de belijdenis en het dogma, de geestelijke ligging van de gemeente, de psychologische gesteldheid, de sociale gesteldheid, verschillende leeftijden, de tijd, en ten slotte de persoon van de prediker. Het is aantrekkelijk om in dit bestek deze paragrafen uitgebreid te bespreken, maar ik ben bang dat het de lezer zal gaan vervelen vanwege langdradigheid. Laat in ieder geval gezegd zijn dat teksten, uitdrukkingen en gezegden niet zomaar te pas en te onpas gebruikt mogen worden. Het zal duidelijk zijn dat spreken uit en over Gods Woord niet zomaar iets is. Hier mogen we allemaal wel ernstig op letten, ambtsdragers en gemeenteleden. Eerbied voor Gods Woord is geboden. Zin en mening van de Schrift mogen geen geweld worden aangedaan. Ook niet als het andere uitspraken van het Woord betreft, met een moeilijk woord: evenmin als het de analogie van de Schrift aangaat. En als het de analogie van het geloof aangaat. Al lezend en mediterend over de plaats van en de verhouding totGodsWoord–vanuitdrukkingenengezegden–wil ik dit hoofdstuk afsluiten met enkele wijze uitdrukkingen van J.W. Alexander (1804-1859) in zijn lezenswaardige
19 boek Thoughts on Preaching (gedachten over de prediking). Hoewel in een andere context bedoeld, zijn ze heel toepasselijk op ons thema: ‘Niets is meer opmerkelijk in de bevinding van de Bijbel dan kinderlijke eenvoud. Veel in onze godsdienst is ontleend aan gevallen met persoonlijke geestelijke ervaringen, en niet aan de Bijbel. Wij zijn gezond in onze geestelijke standen als zij ons veel leiden naar de Bijbel en veel naar de troon der genade.’
RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==